Antoon De Clerck studeerde schilderkunst aan de academies van Gent en Deinze en genoot ook een opleiding binnenhuisarchitectuur en typografie aan het Instituut Ter Kameren. In 1946 haalde hij Hugo Claus van school, waarna ze een tijdlang samen een hoeve bewoonden in Sint-Martens-Leerne. Van 1949 tot 1983 was hij leraar plastische opvoeding. Vanaf 1965 legde hij zich opnieuw voluit toe op zijn schildersactiviteiten en dit binnen het klimaat van de Nieuwe Visie. Deze vernieuwende zienswijze van zijn jeugdvriend Roger Raveel en een aantal jonge kunstenaars uit de Leiestreek, vertoonde veel gelijkenissen met de popart, doch tegelijk gebeurde een projectie van de beelden uit de alledaagse werkelijkheid tegenover de tijd en de ruimte. Antoon De Clerck was nauw betrokken bij de doorbraak van de Nieuwe Visie als ontwerper van de catalogus voor het project in de keldergangen van het kasteel van Beervelde (1966-1967), als deelnemer aan de manifestatie Dulciakunst te Zottegem (1969) en als organisator van de tentoonstelling Kunst-School-Omgeving te Deinze (1970). Bij de uitzuivering van de beelden uit zijn vertrouwde omgeving, spitst Antoon De Clerck de aandacht toe op bepaalde onderdelen. Hem interesseert vooral de ruimtelijke structuur, het vatten van de beeldcomponenten binnen hun kosmisch verband alsook het aanwezig stellen van hun onzichtbare dimensie. Als gevolg van zijn grotere aandacht voor een sterk realistische voorstelling, catalogeerde men hem vanaf 1972 bij het hyperrealisme. Met die etikettering had Antoon De Clerck enigszins moeite, maar het is wel de periode waaraan hij nog steeds gelinkt wordt. Het kleine, maar kwalitatief hoogstaand oeuvre heeft sinds lang een vaste plaats verworven in diverse privé collecties en belangrijke musea.